image

image

Vreemdeling

Ik ben een trieste en zwervende vreemdeling
in dit uitgestrekte land waar ik ben gekomen.
Ik heb geen vader, geen broer, geen hart dat dicht bij het mijne ligt.
Aan wie zal ik de pijn van mijn hart vertellen?
Aan wie zal ik de ziel van mijn ziel geven?
Met wie zal ik de zon delen?

- Vreemdeling, een Armeens volksgedicht / Anthology of Armenian Poetry

AUGUSTUS

Zo komt Augustus, die steeds was
De maand der grootste regenplas.
Los is het weer, en ook de donder
Mengt nu en dan zijn stem daar onder.
Soms draait, om onze ziel te troosten,
De wind een tijdje naar het Oosten.
Dan houdt het zwerk weer op met razen,
We zijn nu weer in een oase.
Men kan weer in het zeebad mallen,
En trapt daar vrolijk in de kwallen.
Maar spoedig is het dan weer uit en
't Regent tranen weer met tuiten;
Want Sint Margriet, dat is het 'm
Gebruikt een diureticum.
Zo eindigt de vacantiepret.
De hemel wordt nu blauw en net.
Het worden schone strakke luchten
Geen windje doet de bomen zuchten
Hijst men der Koningin de vlag
Dan is het vast een warme dag.

(P. de Haas)

Koninginnedag viel tot 1948 op 31 augustus

De Wereld

Ik draag de hele wereld
op mijn schouders mee
En weet, het is als water
dragen naar de zee
Het heeft totaal geen zin
maar het gaag zo vanzelf
Zoals na de tien
komt altijd weer de elf
Ik zou het toch zo graag
van mijn schouders laten glijden
En daarna mijn vleugels
heel wijd spreiden
om dan dezelfde wereld
van boven te bekijken
Maar ach, ik weet
dan zou ik zo weer bezwijken

image