Nibud: ongelijkheid tussen gemeentelijke regelingen voor armsten.
De verschillen lijken samen te hangen met de hoeveelheid bijstandsgerechtigden in een gemeente.
Tussen de regelingen van verschillende gemeenten voor de armste inwoners zitten grote verschillen. Tot die conclusie komt het Nibud na een vergelijking tussen twintig gemeenten. Voor mensen die afhankelijk zijn van toeslagen om rond te komen is dit volgens de voorlichter voor geldzaken onrechtvaardig.
Een voorbeeld van een gemeentelijke regeling is de individuele inkomenstoeslag, die gemeenten uitkeren aan mensen die lange tijd een laag inkomen hebben ondanks pogingen meer te verdienen. Wie die toeslag kan krijgen, verschilt per gemeente. Zo kun je in de ene woonplaats de toeslag aanvragen als je inkomen even hoog is als het bijstandsniveau, terwijl dat in andere plaatsen al kan als je 110 of 130 procent van de bijstandsnorm verdient. Ook verschilt het per gemeente of koppels met of zonder kinderen evenveel krijgen als alleenstaanden, of meer.
De verschillen zijn aanzienlijk. Voor een paar met oudere kinderen vond het Nibud dat de individuele inkomenstoeslag in het ongunstigste geval 120 euro per jaar bedraagt, terwijl dat in de gemeente met de ruimste regeling oploopt tot 960 euro. Het gemiddelde ligt op 616 euro.
Ook bij gemeentelijke regelingen voor kinderen, zoals bijdragen voor onderwijs, sport of cultuur, ziet het Nibud verschillen. In de ene plaats hebben huishoudens hier pas recht op als ze maximaal 110 procent van de bijstandnorm verdienen, terwijl dat elders ook geldt voor gezinnen met inkomens tot 150 procent van die norm.
De verschillen lijken samen te hangen met de hoeveelheid bijstandsgerechtigden in een gemeente. Als er meer mensen zijn in de bijstand, zijn gemeenten minder ruimhartig met hun toeslagen voor de minima.’
Volgens het Nibud wijzen de grote verschillen er ook op dat de decentralisatie van inkomensondersteuning voor ongelijkheid zorgt. Sinds 2015 hebben gemeenten er meer verantwoordelijkheden bij gekregen op dat vlak. Maar de regering zou er volgens het budgetinstituut goed aan doen een ‘nieuwe balans’ te zoeken. Daarbij zou de Rijksoverheid de meeste taken op zich moeten nemen, zodat de verschillen verdwijnen.
‘Dat je, ondanks het landelijke karakter van een regeling, in de ene gemeente een lager bedrag ontvangt dan in de andere rijmt niet met het gegeven dat alle huishoudens met een laag inkomen recht hebben op dezelfde basisvoorzieningen’, oordeelt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart.