Eert den overheid;
een Bijbels gebod of een christelijke hoax?
Inleiding
Maar al te vaak is ons voorgeschoteld dat we op onze overheid moeten vertrouwen en dat we hen dienen te gehoorzamen.
Maar klopt dit ook werkelijk? Natuurlijk zijn er altijd regels te vinden die ontzettend goed zijn om na te leven. Denk bijvoorbeeld aan niet moorden en stelen. Dit zijn natuurlijk wetten die vooral in de oppervlakkige zin direct met de Thora overeenkomen.
En wat te denken van het stoplicht en de veiligheidsregels op een bouwplaats? Deze kunnen we allemaal weerleggen met het volgende gebod:
Deuteronomium, 22:8 –
Wanneer gij een nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning maken; opdat gij geen bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan afviel.
Uiteraard zijn er heel veel wetten van de overheid, vooral als het veiligheidsvoorschriften betreft, die volledig corresponderen met het bovenstaande gebod.
Toch dienen we het volgende onder ogen te zien:
Deze stellingen zijn vaak heel goed, maar heel menselijk en daardoor heel simpel en oppervlakkig. Maar wat als we dieper gaan kijken naar het dagelijks leven? Wat als het aankomt op de levensbeschouwelijke zaken? Moeten we dan altijd menselijke inzettingen van een vaak wereldse overheid volgen?
Sommige mensen zeggen
“ ja, want dat zeggen Paulus en Petrus tegen ons”
Als dat echt zo is dan moeten we ook voorbeelden kunnen noemen hiervan. Kijk eens naar de koningen van Israël en Juda. Als zij zich aan Gods geboden hielden, deed het volk dat grotendeels ook. Maar als er een koning was die liever Baäl als god diende, kwam het volk in de problemen en werd er een vloek gelegd op het volk. Stel, dat Israël en Juda naar de profeten geluisterd hadden, zouden zij dan over de gansche aarde verspreid zijn? Maar juist omdat ze naar deze slechte koningen geluisterd hebben en er ook een voorbeeld aan genomen hebben is het ergste gebeurd.
De meest betwiste argumenten inzake op “Eert den overheid “ vinden we in Romeinen 13 en 1 Petrus 2. In deze studie zullen we deze doctrine inhoudelijk gaan bekijken of deze stelling klopt.
Hoofdstuk 1: Wat is Goed en Kwaad doen?
Voordat we de betwiste teksten van Paulus en Petrus gaan bekijken, is het van wezenlijk belang dat we over de benodigde hoeveelheid kennis van de Thora beschikken. Petrus waarschuwt immers dat onvaste en ongeleerde mensen de brieven van Paulus zullen verdraaien, net als de andere Schriften, welke zijn de Thora en de Profeten.
2 Petrus 3:15-16
15 En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft;
16 Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf.
Wat zijn vaste en geleerde mensen waar Petrus over spreekt? In de volgende teksten zullen we gaan zien dat het dengene zijn die leven volgens Zijn geboden inzettingen en rechten, de Thora. Laten we eens gaan kijken hoe deze mensen door Mozes worden omschreven:
Deuteronomium 4:1-2
1 Nu dan, Israël! hoor naar de inzettingen en naar de rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen inkomt, en erft het land, dat de HEERE, uwer vaderen God, u geeft.
2 Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen; opdat gij bewaart de geboden van den HEERE, uw God, die ik u gebiede.
Deuteronomium 6:24-25
24 En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te vrezen den HEERE, onzen God, ons voor altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijk het te dezen dage is.
25 En het zal ons gerechtigheid zijn, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij ons geboden heeft.
Deuteronomium 8:1-3
1 Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft.
2 En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
3 En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat.
Dit zijn de vaste en geleerde mensen, die de geboden houden en doen. Dit klinkt misschien erg eenvoudig en misschien ietwat kort door de bocht, maar dat is het niet. Het houdt namelijk in dat we er dag en nacht mee bezig zijn zodat we de gehele diepte kunnen ontdekken en zelfs de Messias zullen gaan zien in deze Thora. Dat houdt in dat we Zijn geboden bewaren.
Nu we zien wat vaste en geleerde mensen zijn, kunnen we gaan kijken wat goed en kwaad doen is. Hierbij gaan we kijken wat goed doen is volgens Gods perspectief, in plaats een menselijk perspectief.
Leviticus 26:1-5
1 Gij zult ulieden geen afgoden maken; noch gesneden beeld, noch opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE, uw God!
2 Mijn sabbatten zult gij houden, en Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE!
3 Indien gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en die doen zult;
4 Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven;
5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst, en de wijnoogst zal reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land wonen.
Leviticus 26:12-16
12 En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.
13 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan.
14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen;
15 En zo gij Mijn inzettingen zult smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond te vernietigen;
16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad te vergeefs zaaien, en uw vijanden zullen dat opeten.
Hier in Leviticus 26 wordt duidelijk aangegeven wat “goed doen” en “kwaad doen” is. Wanneer het volk de Thora naleeft doen zij goed en worden zij gezegend. Maar als het volk niet volgens de geboden leeft, doen zij dus kwaad en worden zij vervloekt.
Nu we weten wat goed en kwaad doen is, is het van belang om te kijken hoe diep dit gaat. Beter gezegd, waar begint het? Nogmaals gaan we daarbij kijken hoe de Allerhoogste dit ziet vanuit een Bijbels perspectief en dus niet vanuit een menselijk perspectief.
Genesis 4:3-7
3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat Kaïn van de vrucht des lands den HEERE offer bracht.
4 En Habel bracht ook van de eerstgeborenen zijner schapen, en van hun vet. En de HEERE zag Habel en zijn offer aan;
5 Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel.
6 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen?
7 Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.
Zie hoe Yehova ingrijpt door Kaïn aan te spreken op zijn gevoelens en gedachten, en dus niet wanneer Kaïn zijn broer Habel aanvalt.
Leviticus 19:17-18
17 Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen.
18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE!
1Johannes 3:14-18
14 Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood.
15 Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.
16 Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen.
17 Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?
18 Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid.
In Leviticus 19 en 1Johannes 3 lezen we hoe het “kwaad doen” begint bij de gedachte, daarom is het ook niet zo vreemd dat Yehova Kaïn aanspreekt op zijn gedachten en dat hij “goed moet doen” door over de gedachte te heersen.
In de volgende Schriftgedeeltes gaan we zien hoe onze ogen en gevoelens ons al tot zonde kunnen zijn.
Numeri 15:37-41
37 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
38 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Dat zij zich snoertjes maken aan de hoeken hunner klederen, bij hun geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen draad zetten.
39 En hij zal ulieden aan de snoertjes zijn, opdat gij het aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet; en gij zult naar uw hart, en naar uw ogen niet sporen, die gij zijt nahoererende;
40 Opdat gij gedenkt en doet al Mijn geboden, en uw God heilig zijt.
41 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, uw God!
Job 31:1-12
1 Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?
2 Want wat is het deel Gods van boven, of de erve des Almachtigen uit de hoogten?
3 Is niet het verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds voor de werkers der ongerechtigheid?
4 Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden?
5 Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;
6 Hij wege mij op, in een rechte weegschaal, en God zal mijn oprechtigheid weten.
7 Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
8 Zo moet ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten uitgeworteld worden!
9 Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
10 Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen!
11 Want dat is een schandelijke daad, en het is een misdaad bij de rechters.
12 Want dat is een vuur, hetwelk tot de verderving toe verteert, en al mijn inkomen uitgeworteld zou hebben
Psalm 119:34-37
34 Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
35 Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
36 Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
37 Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Matthèüs 5:27-30
27 Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen.
28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan.
29 Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
30 En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
Zo zien we maar weer een heel duidelijk dat Yeshua geen “nieuw christelijk gebod bracht”. Nee Hij bracht de ware essentie van goed en kwaad tot het volk door vanuit de Thora en de Profeten te citeren. Zodoende zien we dan ook waar David over spreekt in Psalm 14.
Psalm 14:1-5
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
2 De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
3 Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een.
4 Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan.
5 Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard; want God is bij het geslacht des rechtvaardigen.
Zoals we kunnen zien is dit het bijbelse perspectief van goed en kwaad, welke kennis onmisbaar is. Zeker inzake het “eren van de overheid”
Hoofdstuk 2: Autoriteiten in de Thora, Jetro’s advies
Voordat we gaan kijken naar de teksten van Paulus en Petrus, dienen we eerst te begrijpen hoe de autoriteiten zijn ingesteld vanuit de Thora. Want dit is hoe de autoriteiten hadden moeten zijn, toen Israël het land in bezit zou nemen. Dan hebben we het over oversten die vaak ook als rechters en schrijvers worden omschreven.
Exodus 18:13-27
13 Doch het geschiedde des anderen daags, zo zat Mozes om het volk te richten, en het volk stond voor Mozes, van den morgen tot den avond.
14 Als de schoonvader van Mozes alles zag, wat hij het volk deed, zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet? Waarom zit gij zelf alleen, en al het volk staat voor u, van den morgen tot den avond?
15 Toen zeide Mozes tot zijn schoonvader: Omdat dit volk tot mij komt, om God raad te vragen.
16 Wanneer zij een zaak hebben, zo komt het tot mij, dat ik richte tussen den man en tussen zijn naaste; en dat ik hun bekend make Gods instellingen en Zijn wetten.
17 Doch de schoonvader van Mozes zeide tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet.
18 Gij zult geheel vervallen, zo gij, als dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen kunt het niet doen.
19 Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God;
20 En verklaar hun de instellingen en de wetten, en maak hun bekend den weg, waarin zij wandelen zullen, en het werk, dat zij doen zullen.
21 Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen.
22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch het geschiede, dat zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij alle kleine zaken richten; verlicht alzo uzelven, en laat hen met u dragen.
23 Indien gij deze zaak doet, en God het u gebiedt, zo zult gij kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn plaats komen.
24 Mozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, en hij deed alles, wat hij gezegd had.
25 En Mozes verkoos kloeke mannen, uit gans Israël, en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, en oversten der tienen;
26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de harde zaak tot Mozes brachten, maar zij alle kleine zaak richtten.
27 Toen liet Mozes zijn schoonvader trekken; en hij ging naar zijn land
Zoals we in vers 16 kunnen zien, moeten deze leiders tussen mensen rechtspreken, adviseren hoe een samenleving te vormen en onderricht geven geheel volgens de Thora; Gods geboden inzettingen en rechten.
Laten we daarom nu eens kijken aan welk criteria deze leiders en gezagdragers dienen te voldoen op het advies van Jetro. Hetwelk de maatstaaf is geworden in de Thora, wat betreft gezagdragers en autortaire personen.
Exodus 18:21
21 Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen.
kloeke mannen deze oudhollandsche term is vertaald vanuit het Hebreeuwse חַיִל chayil en betekend ook wel:
leger, rijk, hoog moreel, eervol, krachtig: - capabel, actief, soldaat, bedrijf, eenheden, groot materieel, host, machtig, moedig, dapper, virtuous, expert, oorlog.
Zoals we in deze betekenissen van het woord “chayil” kunnen zien staan er veelal heroïsche militairistische termen.
God vrezende, waarachtige mannen,
In de voorgaande studie hebben we kunnen zien wat Gods vrezend is, een leven volgens de geboden inzettingen en rechten, de Thora. Zo is ook waarachtig vertaald vanuit het Hebreeuwse “emet” en betekend dus hetzelfde als waarheid. En waarheid wordt in Psalm 119 feitelijk omschreven als de Thora.
Psalm 119:43
En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
Psalm 119:86
Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
Psalm 119:151
Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
Gods vrezend en waarachtig betekend dus, toegewijdt leven volgens de Thora.
de gierigheid hatende;
dit is vertaald vanuit het Hebreeuwse בֶּצַע
betsa‛ en betekend ook wel plunderen, winstbejag en profiteren, hierbij komt uiteraard altijd manipulatie bij kijken.
Zodoende moeten deze mannen, dus geen vrouwen, worden aangesteld over 1000, 100, 50 en groepen van 10 mensen. Mannen die ervaren krijgsheren zijn die leven naar de Thora zonder dat zij hun eigen mensen beroven.
Daarbij wil ik geen enkele huidige ambtenaar, politicus of geestelijk leider veroordelen, wel durf ik met zekerheid te zeggen dat er vrijwel niemand vandaag voldoet aan “JETRO’S ADVIES”. Wat geestelijke leiders betreft, mogen we dus blij zijn als deze tenminste volgens de Thora leven. Hopelijk kweek ik hiermee ook het nodige begrip dat er mensen zijn die het vertikken om geestelijke leiders of ambtenaren te gehoorzamen. Echte leiders heb ik volgens “Jetro’s advies” nog niet gezien.
Hoofdstuk 3: Romeinen 13:1-7
Wat bedoelt Paulus als hij zegt dat we ons moeten onderwerpen aan gezagsdragers?
Op basis van Romeinen 13 is vaak uitgelegd dat we ons moeten onderwerpen aan elke willekeurige regering.
Hoewel we het aanmoedigen om in de ogen van een seculiere regering een goede burger te
zijn, zal duidelijk worden dat Paulus alleen sprak over overheden, die de Thora onderwijzen en gehoorzamen.
Laten we het eerst eens lezen:
Romeinen 13:1-7 SV
1 Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.
2 Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen.
3 Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben;
4 Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
5 Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
6 Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
7 Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, dien gij de eer schuldig zijt.
Nu we Romeinen 13:1-7 gelezen hebben gaan we dit stuk vers voor vers analyseren om zodoende helderheid te krijgen. We zullen dit stuk nu in verband gaan zien met de Thora om zodoende te zien dat Paulus vanuit de Thora onderwijst en geen nieuwe christelijke leerstellingen tracht te ontwikkelen.
Romeinen 13:1-2
1 Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.
2 Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen.
Iedereen die Deuteronomium 13 heeft gelezen, weet dat alle profeten en leraren moeten worden getoetst aan de Thora uiteraard geldt dat ook voor de machthebbers waar Paulus in Romeinen 13:1-2 over spreekt.
Deuteronomium 13:1-5
1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder;
2 En dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere goden, die gij niet gekend hebt, navolgen en hen dienen;
3 Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
4 Den HEERE, uw God, zult gij navolgen, en Hem vrezen, en Zijn geboden zult gij houden, en Zijn stem gehoorzaam zijn, en Hem dienen, en Hem aanhangen.
5 En diezelve profeet, of dromen-dromer, zal gedood worden; want hij heeft tot een afval gesproken tegen den HEERE, uw God, Die ulieden uit Egypteland heeft uitgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg, dien u de HEERE, uw God, geboden heeft, om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.
Als dergelijke machthebbers toevoegen of wegnemen van de Thora dan moeten ze als vals worden beschouwd. Deze wijze van toetsen is dus ook van toepassing op de machthebbers waar Paulus over spreekt.
Deuteronomium, 4:2
- Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen; opdat gij bewaart de geboden van den HEERE, uw God, die ik u gebiede.
Nergens in de Thora wordt ons opgedragen om wereldse overheden te gehoorzamen, die de Thora niet leren of gehoorzamen. Kunt u zich voorstellen dat Yehova ons opdraagt om Hitler of Stalin te gehoorzamen? Zou Yehova ons vragen om te buigen voor de EU die eveneens streven naar een dictatoriale heilstaat?
Dus of Paulus is een valse leraar, of hij vermeldt dat we alleen moeten gehoorzamen aan leiders, die de Thora onderwijzen en doen. Uiteraard weten we allemaal dat de bijbel zichzelf niet tegenspreekt, zodoende zal duidelijk worden dat Paulus onderwees vanuit de Thora, en niet van een burgerlijk christelijk standpunt.
Romeinen 13:3
Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben;
Wat goed of slecht (de zonde) is, wordt bepaald door de Wet van God, de Thora(zie 1 Johannes 3:4).
In Romeinen 13:1-2 staat dat Yehova zulke heersers aanstelt, en Romeinen 13:3 vertelt hoe deze leiders goed doen (dat ze Thora volgen). Dus is dit een voorbeeld waaruit we weten dat Paulus vanuit de context verwijst naar leiders die de Thora toepassen, ofwel goed doen.
Ter vergelijking, juichen de hedendaagse overheden het van harte toe dat we buigen voor het beeld van Kim Yung Un, de doctrines van Karl Marx navolgen terwijl zwangere vrouwen worden geholpen in een klimaatneutrale abortus kliniek. Is dat, vanuit de overheid gezien, lof geven aan hen die “goed doen”? Nee dus. Dat is lof geven aan hen die “kwaad doen”. Zodoende kan Paulus dus niet spreken over wereldse overheden. Daarom concludeer ik, dat Paulus spreekt over dergelijke machthebbers binnen de gemeente welke dienen te voldoen aan “Jetro`s advies”.
Romeinen 13:4 -5
4 Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
5 Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
Zoals je kunt zien, gaat vers 4, in diezelfde context verder. We moeten doen wat "goed" is. Nogmaals, "goed" wordt gedefinieerd als gehoorzaamheid aan de Wet van God (de Thora). De leider, die door Yehova is aangesteld draagt ook een "zwaard". Het "zwaard" verwijst in de Schrift figuurlijk naar het "Woord van God", als oordeel. Zie Hebreeën 4:12:
Hebreeën 4:12
12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
We zien ook dat Yeshua het zwaard heeft, bijvoorbeeld:
Openbaring 19:15
15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
In Romeinen 13:5 zien we dat we onderworpen dienen te zijn, vanwege het geweten. Deze Schriftgetrouwe leiders zijn namelijk ook aangesteld om ons te berispen waar dat nodig is, tegenover hen dienen wij ook onze zonden te belijden. Dit wordt ook door Jakobus aanbevolen. We zien dat in de Thora dan ook duidelijk terug dat Mozes deze leiders aanstelde op advies van Jethro. Zij werden aangesteld over diverse aantallen mensen, zodat zij dergelijke geschillen, waaronder persoonlijke kwesties (zonden) konden behandelen en bespreken.
In Romeinen 13:5 staat niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
Deze hier bovengenoemde leiders dienden zodoende ook te bestraffen waar dat nodig was, zodoende kon dit alvorens natuurlijk een positieve werking hebben op het geweten.
Romeinen 13:6-7
6 Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
7 Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, dien gij de eer schuldig zijt.
In vers 6 zien we dat er schattingen betaald dienen te worden aan de dienaars van God, dus niet aan mensen die een andere god dienen zoals Hitler Stalin of de Europese Heilstaat. In Handelingen zien we dat er complete huizen en bezittingen verkocht werden om deze te doneren. Vanuit de Thora is het namelijk geboden om de Tiende aan weduwen wezen en de Levieten te geven, om dit te coördineren is een zeker leiderschap vereist.
Deze aanwijzingen geven ons inzicht en begrip in de bedoeling van Paulus, als het gaat om leiderschap en autoriteit. Op dit moment is er in deze wereld geen enkele regering die de Thora onderwijst en gehoorzaamt, op de manier die de Schrift aangeeft. Uiteraard is het geen enkel probleem om regels op te volgen die zich confirmeren aan de Thora. Sterker nog, dat is pure blijdschap.
Hoofdstuk 4: 1 Petrus 2:13 – 17
1 Petrus, 2:13 – 17
13 Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende;
14 - Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen.
15 - Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen;
16 - Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God
17 - Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning.
Ook hier een bekend stuk dat in veel kringen wordt uitgelegd als “Eert den overheid”. We zullen daarom ook dit stuk gaan analyseren. Ook is het in dit geval belangrijk dat we vanuit de Griekse grondtekst gaan bekijken wat er echt staat, en dus niet dat men denkt dat er staat in de Nederlandse taal.
Allereerst gaan we eens goed kijken naar 1 Petrus 2:13
1 Petrus 2 :13
Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende;
De woorden menselijke ordening zijn geheel correct vertaald, waar we echter bij stil moeten staan is des Heeren wil, hetgeen in de King James wordt vertaald als for the Lords sake.
Welnu, wat is des HEEREN wil? Zijn wil wordt volledig duidelijk gemaakt aan en opgetekend door Mozes in de Thora. Dit zal nog duidelijker worden als we naar het Griekse grondstekst gaan kijken:
Des Heeren wil is namelijk vertaald vanuit het Griekse κύριος Kuryos hetgeen direct wordt vertaald Hetgeen de HEERE toebehoren hetzij dingen of mensen.
Zodoende kunnen we 1 Petrus 2:13 als volgt interpreteren of misschien ook wel vertalen:
Gij zult u onderwerpen aan door menselijke ingezette normen, die overeenkomen met Gods geboden inzettingen en rechten, ingesteld door mensen die ingesteld zijn volgens deze Thora.
In theorie kan dit van toepassing zijn op de overheid, indien ambtenaren zich volgens de Thora opgesteld hebben en ook zijn aangesteld, waarbij zij voldoen aan de juiste criteria. Helaas is dit in de praktijk nog nooit ergens voor gekomen.
Voorts lezen we in vers 1Petrus2:13: hetzij den koning, als de opperste macht hebbende;
Wie is de koning met de opperste macht? Yehova.
1 Petrus 2:14 - Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen.
Als we stadhouderen lezen, dan denken we vaak aan ambtenaren van een overheidsinstelling. Dit is dus simpelweg een interpretatie van wat men denkt dat er staat in de Nederlandse taal. Doch in de Griekse tekst zien we een veel breder begrip naar voren komen.
Het woord stadhouderen is vertaald vanuit het Griekse woord “hegemon” ἡγεμών en betekent ook wel “leider, heerser, gids of gouverneur”
Uiteraard kun je daar een stadhouder in zien, maar dat dient dan ook in lijn te zijn met het andere gedeelte van vers 14, waar staat dat zij straffen degene die kwaad doen; welk is wetteloosheid, en prijzen degene die goed doen; hetwelk is leven naar Gods geboden inzettingen en rechten, de Thora.
Ten tijde van de wereldse heerschappijen, zoals die van Antiogus Epiphanes, Nero, Constantijn en Torqumada van de Spaanse Inquisitie, werd er niemand geprezen die volgens de Thora leefde, oftewel goed deed. Sterker nog men MOEST de Thora verwerpen en wetteloosheid bedrijven, om in de gunst te vallen bij deze wereldse heerschappijen. Hetzelfde zien we vandaag de dag ook gebeuren in Eritrea, Afghanistan, Irak en natuurlijk Noord Korea. En dan nog maar te zwijgen over Hitler en Stalin. Iedereen die zich een klein beetje verdiept heeft in deze heersers en heerschappijen, weet een ding: Het eren van de overheid vanuit 1Pettrus 2:14 gaat hier totaal niet op.
En dan wordt er heel vaak gezegd;
“Ach zo slecht zijn Mark Rutte, Angela Merkel en de EU functionarissen toch ook weer niet? We kunnen onszelf best aan hen onderwerpen, al hadden we liever Donald Trump als leider”
Dit is nou een typische, menselijke redenatie, waarbij we op menselijk niveau ook best een verschil kunnen constateren, als we de moderne wereldse leiders gaan vergelijken met historische tirannen.
Er is echter een vraag die daarmee onbeantwoord blijft: Wat is GOED en KWAAD doen? Dit blijft onbeantwoord wanneer je deze menselijke redenering opwerpt zonder besef van de Thora. Zodoende is 1 Petrus 2:14 een nutteloos statement wanneer we de Thora buiten beschouwing houden. En als je dan deze tekst op een menselijke manier moet interpreteren, dan ben je uiteindelijk onderworpen aan wettelozen.
1 Petrus 2:15 - Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen;
Weldoende is hetzelfde als “goed doen” en dat is het onderhouden van de geboden inzettingen en rechten, hetgeen natuurlijk wordt beschreven als Gods wil. Door dit te doen zullen we de mond stoppen van onwetendheid der dwaze mensen. Ook in de volgende stukken komen we vergelijkbare stukken tegen die betrekking hebben op het gehoorzamen van Gods geboden en niet van een wereldse overheid.
Spreuken 17:26-28
26 Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is.
27 Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest.
28 Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.
Spreuken 10:8-9
8 Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.
9 Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.
Titus 2:4-16
4 Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.
5 Om die oorzaak heb ik u te Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen, en dat gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:
6 Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn.
7 Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker;
8 Maar die gaarne herbergt, die de goeden liefheeft, matig, rechtvaardig, heilig, kuis;
9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen.
10 Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn;
11 Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.
12 Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken.
13 Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.
14 En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die hen van de waarheid afkeren.
15 Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den bevlekten en ongelovigen is geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt.
16 Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt.
Zoals in 1 Petrus 2:15 dient de mond te worden gestopt van degene die wandelen in wetteloosheid volgens wereldse doctrines. Dus niet degene die zich uitspreekt tegen de wereldse doctrines.
1 Petrus 2:16 - Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God
Maar als dienstknechten van God staat er in vers 16. Wie zijn de dienstknechten van God? Dat zijn degene die God werkelijk dienen, hetgeen betekent dat zij naar de Thora leven, de geboden inzettingen en rechten.
Deuteronomium 6:13-17
13 Gij zult den HEERE, uw God, vrezen, en Hem dienen; en gij zult bij Zijn Naam zweren.
14 Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden der volken, die rondom u zijn.
15 Want de HEERE, uw God is een ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge.
16 Gij zult den HEERE, uw God, niet verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt te Massa.
17 Gij zult de geboden des HEEREN, uws Gods, vlijtig houden, mitsgaders Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft.
Deuteronomium 10:12-13
12 Nu dan, Israël! wat eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel;
13 Om te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede, u ten goede.
Dit is de bijbelse definitie van “God dienen “ hetgeen betekent dat een dienstknecht zal leven naar Zijn geboden inzettingen en rechten. Daarom zullen zij leven als vrijen zoals 1 Petrus 2:16 beschrijft.
Laten we met oog op deze vrijheid de volgende teksten eens lezen:
Psalm 18:20-23
20 En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
22 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
23 Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg.
Psalm 119:44-45
44 Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
45 En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
1 Petrus 2:17 - Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning.
Als hier staat Eert een iegelijk dan wijst dat op de leiders binnen de gemeente die uiteraard vanzelfsprekend broeders zijn: hebt de broederschap lief.
vreest God; eert den koning. Belangrijk om te begrijpen is dat tekens zoals ; oftewel de dubbele punt niet in de grondtekst voorkomen, punten en komma’s trouwens ook niet. Juist door de toepassing van de dubbele punt lijkt het alsof God en den koning twee aparte personen zijn. Laten we dit teken ; weg dan zien we dat er maar Eèn de Koning is en dat is Yehova. Die dienen we te vrezen, hetgeen betekent dat we dienen te leven volgens Zijn Thora, en dus ook hier vanuit het leiderschap aan te stellen.
Wat er dus werkelijk staat in 1 Petrus 2:13-17 is dus niet dat we overheidsinstanties gehoorzaam moeten zijn. Ook niet dat we heidense staatshoofden moeten vereren.
Er staat dat we menselijke ordeningen geïnspireerd vanuit de Thora onderdanig dienen te zijn (vers 13). Ouderlingen en leiders die direct volgens de Thora zijn aangesteld om recht te spreken, ter bemoediging en correctie (vers 14) geinspireerd door Jetro’s advies. Dat is de wil van God, dat wij wandelen naar Zijn geboden inzettingen en rechten, anders gezegd weldoen.
Zodoende , vanuit de Thora dienen deze leiders en ook de broeders onderling het zwijgen op te leggen aan degene die wandelen vanuit tradities en emoties oftewel onwetendheid der dwaze mensen (vers 15).
Dan mogen we in vrijheid leven volgens Zijn Thora, want waar de Geest is is vrijheid, als dienstknechten van God (vers 16).
Dit leiderschap heeft de gemeente nodig, leiders die vanuit de Thora zijn aangesteld, afkomstig uit de broeders, omdat we Yehova de grote Koning vrezen (vers 17).