Voorouderlijke zonden

In deze studie gaan we kijken naar het fenomeen voorouderlijke zonden. In deze studie gaan we op gedetailleerde wijze in op dit zeer complexe onderwerp.

Voorouderlijke zonden

 

Inleiding 

In deze studie gaan we kijken naar het fenomeen voorouderlijke zonden. Ook wordt er wel eens gesproken over voorouderlijke vloeken. Voorouderlijke zonden zijn de zonden van onze voorouders. Voorouderlijke vloeken zijn de effecten van deze zonden. 

Het klinkt voor veel mensen onrealistisch: Dat God ons verantwoordelijk houdt voor hetgeen onze voorouders gedaan zouden hebben. Menselijk gezien klinkt het als oneerlijk, het probleem is echter dat we deze zaken niet menselijk kunnen interpreteren. We dienen deze zaak op een geestelijke wijze te interpreteren, niet op een menselijke. We dienen deze zaak vanuit Gods visie te benaderen en niet vanuit een menselijk gevoel voor rechtvaardigheid. Gelukkig hebben we daar een fantastische handleiding voor: De Bijbel. 

Als het gaat om voorouderlijke zonden, dienen we te begrijpen dat we hier met geestelijke principes te maken hebben. In deze studie gaan we inzien hoe deze principes in zijn werk gaan. Daarbij verwoord ik het graag als volgt: 

“In de geestelijke wereld gelden regels en principes die van de grondlegging der wereld zijn ingesteld door de Allerhoogste God, Yehova. Zowel de engelen alswel satan, kennen deze regels en principes en daarom zal satan er haarfijn op inspelen als wij deze regels en principes overtreden. Het maakt daarbij niet uit of we de regels bewust of onbewust overtreden, het blijven overtredingen. Satan is zich hier heel goed van bewust, de mens vaak niet” 

Deze studie is uiteraard niet bedoeld om voorouders verwijten te maken, deze studie is bedoeld om helderheid te verschaffen over de geestelijke realiteit achter het fenomeen voorouderlijke zonden. 

Wel of geen schuld? 

Voor velen klinkt het misschien onlogisch: schuldig zijn voor de zonden van je ouders, grootouders, overgrootouders en zelfs de ouders daarvan. Hoe vervelend het ook is, de Thora is helder en duidelijk.

 

Exodus 20:3-6 

3 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 

4 Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. 

5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; 

6 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

 

Exodus 34:4-7 

4 Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Moshe stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinai, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand. 

5 De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN. 

6 Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. 

7 Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de  kindskinderen, in het derde en vierde lid.

 

Numeri 14:11-19 

11 En de HEERE zeide tot Moshe: Hoe lang zal mij dit volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven, door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? 

12 Ik zal het met pestilentie slaan, en Ik zal het verstoten; en Ik zal u tot een groter en sterker volk maken, dan dit is. 

13 En Moshe zeide tot den HEERE: Zo zullen het de Egyptenaars horen; want Gij hebt door Uw kracht dit volk uit het midden van hen doen optrekken; 

14 En zij zullen zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben, dat Gij, HEERE! In het midden van dit volk zijt; dat Gij, HEERE! Oog aan oog gezien wordt, dat Uw wolk over hen staat, en Gij in een wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom des nachts. 

15 En zoudt Gij dit volk als een enigen man doden, zo zouden de heidenen, die Uw gerucht gehoord hebben, spreken, zeggende: 

16 Omdat de HEERE dit volk niet kon brengen in dat land, hetwelk Hij hun gezworen had, zo heeft Hij hen geslacht in de woestijn! 

17 Nu dan, laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk als Gij gesproken hebt, zeggende: 

18 De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het 

Vierde lid. 

19 Vergeef toch de ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe, vergeven hebt!

 

Zoals we in deze stukken kunnen zien is de Thora helder, als onze voorouders God liefgehad hebben, hoeven we ons nergens druk over te maken. De vraag is natuurlijk, wat is God liefhebben? En daarbij dienen we ons direct af te vragen wat is God haten? 

In zowel Exodus 20 als 34 zien we dat Yehova zelf, de woorden tot Moshe spreekt als Hij de tien geboden zelf opschrijft. Zodoende bestaan er daarom meerdere interpretaties omtrent het idee dat een mens God zou haten. 

Menselijk gezien zal je iemand niet haten die je niet kent, maar geestelijk, naar Gods idee ligt dit heel anders. Uiteraard valt het op dat als “De ongerechtigheden van de vaderen bezoekt aan de kinderen” dit in dezelfde verordening genoemd wordt als afgoderij, anders gezegd occultisme en hekserij, zie Exodus 20:3-6.

 

Exodus 20:3-6 

3 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 

4 Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. 

5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; 

6 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

 

Toch wordt in dezelfde gezegd dat God “genade doet aan hen die Hem liefhebben en Zijn geboden bewaren”. Zodoende kan je ook interpreteren dat “God haten” betekend, Zijn geboden verwaarlozen. 

Uiteraard zien we hier een enorm verschil aan interpretatie betreft “God haten”. 

Persoonlijk gaat mijn voorkeur ernaar uit dat “God haten” ten diepste betekend dat we zijn geboden verwaarlozen. Daarbij begrijp ik dat dit misschien extreem klinkt, maar ik zal hier later in deze studie, verschillende keren op terug komen om mijn interpretatie te onderbouwen.

 

Laten we daarom eens gaan kijken wat het betekend om God lief te hebben volgens Zijn Woord. Zodat we een voldoende helder beeld hiervan hebben.

 

Exodus 20:6 

En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

 

Deuteronomium 6:1-5 

1 Dit zijn dan de geboden, de inzettingen en de rechten, die de HEERE, uw God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet in het land, naar hetwelk gij heentrekt, om dat erfelijk te bezitten; 

2 Opdat gij den HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden. 

3 Hoor dan, Israel! En neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende. 

4 Hoor, Israel! De HEERE, onze God, is een enig HEERE! 

5 Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen.

 

In vers 5 staat “Zo zult gij” oftewel “op deze manier” en die manier staat geschreven in vers 1.

 

Johannes 14:15-24 

15 Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden. 

16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; 

17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn. 

18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. 

19 Nog een kleinen tijd, en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik leef, en gij zult leven. 

20 In dien dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u. 

21 Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die 

Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren. 

22 Judas, niet de Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld? 

23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. 

24 Die Mij niet liefheeft, die bewaart Mijn woorden niet; en het woord dat gijlieden hoort, is het Mijne niet, maar des Vaders, Die Mij gezonden heeft.

 

Johhannes 15:10 

Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven; gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb, en blijf in Zijn liefde.

 

1Johannes 2:3-6 

3 En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. 

4 Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; 

5 Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn. 

6 Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft.

 

De Geboden bewaren betekend niet “alles volledig goed doen”. Dit kan niemand. Het dient te worden geinterpreteerd vanuit het hebreeuwse woord “shamar”, waaruit “onderhouden” is vertaald, hetgeen ook wel betekend dat we Zijn geboden omhelzen en beschermen. In het grieks is “bewaren”vertaald vanuit “tereo” en heeft zo goed als dezelfde betekenis als “shamar”

 

Als onze voorouders daadwerkelijk zodanig geleefd hebben, hoeven we ons nergens druk om te maken. Dat betekend dat we dan niet worden opgescheept met hun zonden. Maar indien onze voorouders God niet gekend hebben en dus ook geen acht hebben gegeven op zijn geboden, dan moeten we goed beseffen dat wij verantwoordelijk zijn voor hun zonden. Is dat omdat wij dat zouden “verdienen”? Nee, het is omdat dit een geestelijk principe is waar we nou eenmaal mee te maken hebben en helaas is het door pure onwetendheid, dat mensen hieraan gebonden zijn.

 

Zodoende zijn er dus vele christenen maar ook new ager`s die beweren God werkelijk lief te hebben, beide vinden Jezus overigens een “mooie persoonlijkheid”. Maar helaas gelooft de christen dat de geboden niet langer gehouden hoeft te worden, en de new ager kijkt alleen naar hetgeen dat goed voelt, daar heeft hij geen geboden voor nodig. Zodoende hebben beide een oprecht verlangen God te lief te hebben, zodoende missen zij allebei de ware betekenis van God liefhebben, zodoende hebben ze God niet werkelijk lief volgens het Woord, en zijn zij verantwoordelijk voor de zonden van hun voorouders.

 

Ezechiël 18

 

Uiteraard zijn er voor vele doctrines vele objecties. En natuurlijk is er ook een objectie tegen voorouderlijke zonden. Er wordt namelijk op basis van Ezechiël 18 gesteld dat het niet meer zou gelden. Om deze leerstelling te ontmaskeren gaan we Ezechiël 18 eens goed in context lezen, om alzo te zien dat Ezechiël 18 helemaal niets met Voorouderlijke zonden te maken hebben, maar eerder met het juridische recht volgens de Thora.

 

Ezechiël 18 

1 Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: 

2 Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt van het land Israels, zeggende: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp geworden? 

3 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo het ulieden meer gebeuren zal, dit spreekwoord in Israel te gebruiken! 

4 Ziet, alle zielen zijn Mijne; gelijk de ziel des vaders, alzo ook de ziel des zoons, zijn Mijne; de ziel, die zondigt, die zal sterven.

 

In vers 4 lezen we dat de ziel die zondigt zal sterven. Maar waar lezen we in de Thora dat iemand de doodstraf verdient vanwege voorouderlijke zonden? Nergens. God bezoekt de zonen omwille van de vaderen, om zo tot herstel te komen, niet om hen te doden.

 

5 Wanneer nu iemand rechtvaardig is, en doet recht en gerechtigheid; 

6 Niet eet op de bergen, en zijn ogen niet opheft tot de drekgoden van het huis Israels; noch de huisvrouw zijns naasten verontreinigt, noch tot de afgezonderde vrouw nadert; 

7 En niemand verdrukt, den schuldenaar zijn pand wedergeeft, geen roof rooft, den hongerige zijn brood geeft, en den naakte met kleding bedekt; 

8 Niet geeft op woeker, noch overwinst neemt, zijn hand van onrecht afkeert, waarachtig recht tussen den een en den anderen oefent; 

9 In Mijn inzettingen wandelt, en Mijn rechten onderhoudt, om trouwelijk te handelen; die rechtvaardige zal gewisselijk leven, spreekt de Heere HEERE. 

10 Heeft hij nu een zoon gewonnen, die een inbreker is, die bloed vergiet, die zijn broeder doet een van deze dingen; 

11 En die al die dingen niet doet; maar eet ook op de bergen, en verontreinigt de huisvrouw zijns naasten; 

12 Verdrukt den ellendige en den nooddruftige, rooft veel roofs, geeft het pand niet weder, en heft zijn ogen op tot de drekgoden, doet gruwel; 

13 Geeft op woeker, en neemt overwinst; zou die leven? Hij zal niet leven, al die gruwelen heeft hij gedaan; hij zal voorzeker gedood worden; zijn bloed zal op hem zijn! 

14 Ziet nu, heeft hij een zoon gewonnen, die al de zonden zijn vaders, die hij doet, aanziet, en toeziet, dat hij dergelijke niet doet; 

15 Niet eet op de bergen, noch zijn ogen opheft tot de drekgoden van het huis Israels, de huisvrouw zijns naasten niet verontreinigt; 

16 En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt; 

17 Zijn hand van den ellendige afhoudt, geen woeker noch overwinst neemt, Mijn 

Rechten doet, en in Mijn inzettingen wandelt; die zal niet sterven om de ongerechtigheid zijns vaders; hij zal gewisselijk leven. 

18 Zijn vader, dewijl hij met onderdrukking onderdrukt heeft, des broeders goed geroofd heeft, en gedaan heeft, dat niet goed was in het midden zijner volken; ziet daar, hij zal sterven in zijn ongerechtigheid.

 

Nogmaals zien we dat de straf voor deze zonden, de doodstraf is. Dit zagen we nergens in de Thora, met betrekking tot voorouderlijke vloeken.

 

19 Maar gijlieden zegt: Waarom draagt de zoon niet de ongerechtigheid des vaders? Immers zal de zoon, die recht en gerechtigheid gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhouden, en die gedaan heeft, gewisselijk leven. 

20 De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn.

 

In vers 20 wordt terecht gesteld dat de vader niet de ongerechtigheid van zijn zoon zal dragen. Het wordt hier dus compleet omgedraaid. Dit laat zien dat Ezechiël 18 niet over voorouderlijke zonden gaat, maar over strafrecht conform de Thora, wat de Israëlieten mogelijk compleet verkeerd hadden toegepast, waarom anders dit betoog?

 

21 Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewisselijk leven, hij zal niet sterven. 

22 Al zijn overtredingen, die hij gedaan heeft, zullen hem niet gedacht worden; in zijn gerechtigheid, die hij gedaan heeft, zal hij leven. 

23 Zou Ik enigszins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve? 

24 Maar als de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid, en onrecht doet, doende naar al de gruwelen, die de goddeloze doet, zou die leven? Al zijn gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; in zijn overtreding, waardoor hij overtreden heeft, en in zijn zonde, die hij gezondigd heeft, in die zal hij sterven. 

25 Nog zegt gijlieden: De weg des HEEREN is niet recht; hoort nu, o huis Israels! Is Mijn weg niet recht? Zijn niet uw wegen onrecht? 

26 Als de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid, en onrecht doet, en sterft in dezelve, hij zal in zijn onrecht, dat hij gedaan heeft, sterven. 

27 Maar als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid, die hij gedaan heeft, en doet recht en gerechtigheid, die zal zijn ziel in het leven behouden; 

28 Dewijl hij toeziet, en zich bekeert van al zijn overtredingen, die hij gedaan heeft, hij zal gewisselijk leven, hij zal niet sterven. 

29 Evenwel zegt het huis Israels: De weg des HEEREN is niet recht. Zouden Mijn wegen, o huis Israels, niet recht zijn? Zijn niet uw wegen onrecht? 

30 Daarom zal Ik u richten, o huis Israels! Een ieder naar zijn wegen, spreekt de Heere HEERE, keert weder, en bekeert u van al uw overtredingen, zo zal de ongerechtigheid u niet tot een aanstoot worden. 

31 Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? 

32 Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft.

 

We zagen zelfs in vers 25 en 29 dat er een soort discussie is over wie er nu wel of geen rechtvaardige inzettingen heeft, zo zien we dus al te duidelijk wat de opvattingen van mensen en die van God enorm verschillen, daarbij dienen we ons te realiseren dat Hij goed en rechtvaardig is en dat wij slechts mensen zijn.

 

Vergeving voor voorouderlijke zonden

 

Als we nu dan eenmaal verantwoordelijk zijn voor de zonden en ongerechtigheden van onze voorouders, hoe komen we er dan van af? Er wordt zo vaak gezegd en bovendien staat het ook geschreven, dat God een God van vergeving is. Daarom heeft God ook hier een oplossing voor: Vergeving. 

Vergeving is echter wel iets dat gevraagd moet worden. Wanneer wij onze schuld belijden dan zal God ons vergeven, eerder niet. De bewering dat God ons bij al heeft vergeven voordat we erom gevraagd hebben is pure onzin. God wil ons te allen tijde vergeven, maar wij zullen onze zonden moeten belijden.

 

Zo is het ook met de zonden en ongerechtigheden van onze voorouders. Deze dienen beleden te worden.

 

Leviticus  26:39-42 

En de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid in de landen uwer vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden hunner vaderen zullen zij met hen uitteren. 

Dan zullen zij hun ongerechtigheid belijden, en de ongerechtigheid hunner vaderen met hun overtredingen, waarmede zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben. 

Dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben; 

Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met 

Izak, en ook aan Mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken

 

Leviticus 26 spreekt over vloek en zegen. Zegen, wanneer het volk zich houdt aan de geboden. En vloek, wanneer het volk zich niet aan de geboden houdt. God geeft heel duidelijk aan wat de gevolgen zijn van zonde. In Leviticus 26:14-16 zien we dat God waarschuwt voor het verwaarlozen van Zijn geboden. Dus als er dan schuldbelijdenis zal worden gedaan, is dat op basis van de geboden inzettingen en rechten, en niet alleen op basis van afgoderij.

 

Leviticus 26:14-16 

14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen; 

15 En zo gij Mijn inzettingen zult smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond te vernietigen; 

16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad te vergeefs zaaien, en uw vijanden zullen dat opeten.

 

Zodoende kunnen we ook hieruit interpreteren dat “God haten” synoniem staat voor het verwaarlozen van Zijn geboden. Het zijn immers deze zaken waarvan belijdenis zal worden gedaan zoals we al lazen in Leviticus 26:40 

In vers 40 wordt naast hun eigen overtredingen heel duidelijk de ongerechtigheden van de voorouders genoemd en in vers 42 zegt God dat Hij dan weer het verbond zal herinneren dat Hij sloot met Abraham, Izak en Jakob.

 

Ook in de volgende Schriftgedeeltes zien we dat het belijden van de zonden van onze voorouders heel bijbels is. En ook daar zullen we zien dat het begrip “God haten” synoniem staat voor het verwaarlozen van Zijn geboden.

 

Nehemia 9:2-3 

2 En het zaad Israëls scheidde zich af van alle vreemden. En zij stonden, en deden belijdenis van hun zonden en hunner vaderen ongerechtigheden. 

3 Want als zij opgestaan waren op hun standplaats, zo lazen zij in het wetboek des HEEREN, huns Gods, een vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel deden zij belijdenis, en aanbaden den HEERE, hun God 

Hier in Nehemia 9:3 zien we iets heel opvallends, zij lazen de Thora en vervolgens deden zij de belijdenis van de schuld van hun voorvaderen. Als dit alleen maar afgoderij zou betreffen, dan zou de belijdenis niet zodanig lang hoeven te duren als hierboven beschreven staat. Een vierendeel van een dag is namelijk 6 uur (24:4=6) oftewel 6 uur lang lazen zij de geboden inzettingen en rechten en de volgende 6 uur deden zij op basis van deze geboden inzettingen en rechten belijdenis. Zodoende zien we dat het verwaarlozen van de geboden inzettingen en rechten kan worden geïnterpreteerd als “God haten”

 

Ezra 9:6-7 

En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel. 

Van de dagen onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en in roof, en in schaamte des aangezichts, gelijk het is te dezen dage. 

 

Hoe weet ik wat mijn voorouders hebben gedaan? 

Wanneer we de zonden van voorouders werkelijk willen belijden, zullen we moeten nagaan wat zij hebben gedaan en wat niet. Meestal doet zich al gauw de vraag voor: “Hoe kan ik nou weten wat mijn voorouders gedaan hebben? Ik heb ze nooit gekend!” 

Een logische vraag, die eigenlijk nooit exact beantwoord kan worden. En gelukkig maar, dat hoeft ook niet. Om te weten wat de zonden van onze voorouders zijn moeten ons eens heel simpel afvragen, wat is zondig en wat niet? Oftewel wat beschouwd God als zonde? Om dit te weten hoeven we echt niet diep te graven in het verleden van onze voorouders, de Bijbel zegt ons genoeg.

 

1John 3:4  Whosoever committeth sin transgresseth also the law: for sin is the  transgression of the law.  (KJV)

 

1Johannes 3:4  Een iegelijk, die de zonde doet, die doet ook de ongerechtigheid; want de zonde is de ongerechtigheid.

 

Nu gaan we zien waar zonde in principe begint:

 

Matteüs 5:28 

Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan.

 

1 Johannes 3:15 

Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.

 

Matteüs 5:48 

Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. 

In deze teksten wordt heel duidelijk aangegeven hoe hoog Gods standaard ligt. Denk dus niet van “God is liefde en vindt het niet zo erg als we zondigen”. God is HEILIG, hetgeen wij ook dienen te zijn.

 

Als we Mattheus 5:28 en 1 Johannes 3:15 bekijken, staat er in feite keihard dat met lust kijken naar een vrouw of simpelweg iemand haten, moord en overspel is. De kans is dus zeer groot dat we dus allemaal wel eens overspel gepleegd hebben. En inderdaad, velen mensen hebben zodoende ook wel eens een moord begaan. Haat en lust zijn emoties als gevolg van de zondeval. Hoe gaat men in de wereld om met emoties? Men laat deze gemakkelijk de vrije loop. Welnu, als Gods standaard zó hoog ligt qua moord en overspel, zou God dan met andere zonden dingen door de vingers zien? Het antwoord spreekt voor zich:

 

Matteüs 5:48 

Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. 

Om dus te weten wat zondig is, moeten we dus beseffen hoe hoog Gods standaard is. Wanneer we dat beseffen, zullen we inzien dat eigenlijk alles wat ook maar tegen Gods wil in lijkt te gaan al zonde is, ongeacht in welk opzicht. 

Inderdaad, dat zijn er heel wat en waar moeten we beginnen als we die zonden op moeten noemen? Gelukkig hoeven we niet bij de A  te beginnen, om zo bij Z te eindigen. In de Bijbel is er namelijk een keurige lijst opgesteld,  wat de vruchten van de Geest zijn en de vruchten van het vlees. Onder het vlees kan ook wel zondige natuur worden verstaan.

 

Galaten 5:19-21 

19 De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, 

20 Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, 

21 Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven. 

Als we al deze vruchten bij elkaar optellen dan komen we uit op 18. Er zijn dus zodoende al 18 zonden die we zo kunnen belijden. Let wel, dat hoererij en overspel meerdere betekenissen heeft. Hetzelfde geldt voor afgoderij, oftewel occultisme. Het occultisme heeft vele stromingen en afgoderij begint in principe al met iets boven God te stellen.

 

Naast Galaten 5:19 t/m 21 is er nog een belangrijke lijst om aan te geven wat zonde is en wat niet: De Thora. In de vijf boeken van Moshe wordt heel duidelijk aangegeven wat zonde is en wat niet. Vaak zijn hier zonden beschreven waarvan men vaak niet wist dat het zonde was. Omdat de Thora te veel voorbeelden bevat om hier te omschrijven, moet ik me helaas beperken tot enkele voorbeelden.

 

Exodus 20:3-17 

Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 

Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. 

Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; 

En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden. 

Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de 

HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. 

Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. 

Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 

Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. 

Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de 

HEERE uw God geeft. 

Gij zult niet doodslaan. 

Gij zult niet echtbreken. 

Gij zult niet stelen. 

Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 

Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.

 

De Tien Geboden, wie kent ze niet? Dit is misschien wel de meest bekende “lijst”  in de Thora als het om zonden gaat. Er is echter veel meer. Er zijn zonden die door veel christenen vandaag de dag niet meer als zonde worden beschouwd. Maar wat zegt de Thora?

 

Leviticus 17:14 

Gij zult geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat eet, zal uitgeroeid worden.

 

In dit vers zien we dat het eten van bloed een zonde is. Verder is het een occult gebruik om bloed te drinken. Wie heeft er misschien niet eens per ongeluk een bloedworst gegeten? Dan zie je maar weer, onbewust kan men zich vullen met de ziel van een dier! Zonder dat er enig opzet in het spel is…

 

Exodus 31:14-15 

14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken. 

15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is den sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

 

Sommige christenen beweren dat de Sabbat niet belangrijk is. Het is in ieder geval zo belangrijk dat God door Moshe beval een ieder te doden die zich niet aan deze norm hield. Een goed voorbeeld hiervan vinden we in Numeri 15, waar iemand ter dood gebracht werd omdat hij hout aan het verzamelen was. Als we deze Schriftgedeeltes goed lezen kunnen we het over één ding eens zijn: Het niet onderhouden van de Sabbat is een zonde!

 

Deuteronomium 22:8 

Wanneer gij een nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning maken; opdat gij geen bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan afviel. 

Zoals we kunnen zien in Deuteronomium 22:8 hoeft er echt geen opzet in het spel te zijn om bloedschuld op onze hals te halen, simpelweg nalatigheid is genoeg, dus ook dat mag als een zonde beschouwd worden. Zodoende zijn er een hoop dingen waar we ons niet van bewust zijn maar waar we mogelijk wel voor verantwoordelijk zijn.

 

Gelukkig is er hoop: Yeshua want Hij heeft onze zonden op zich genomen en zal ons dan ook reinigen wanneer we om deze reiniging vragen en dus onze zonde belijden.

 

1Johannes 1:7-10 

7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 

8 Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij ons zelven, en de waarheid is in ons niet. 

9 Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. 

10 Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.

 

www.kmsg.nl

Reacties